De eerste man werd als onbewerkt manuscript na de dood Camus gevonden. In het boek, dat in Nederland in 2004 opnieuw werd uitgegeven, gaat de hoofdpersoon Jacques – die in zijn eerste levensjaar zijn vader verloor – als volwassen man op zoek naar wie zijn vader is geweest.
Regelmatig refereert de auteur aan de gevolgen die de vroege dood van de vader voor de hoofdpersoon heeft gehad.
Albert Camus
De eerste man
De Bezige Bij
2004
ISBN 90-234-1481-0
Een aantal voor Verlaat Verdriet kenmerkende en herkenbare citaten uit De eerste man geef ik je graag door:
Bladzijde 130
…….Van hen zou hij nooit te weten komen wie zijn vader was en als ze, louter door hun aanwezigheid, in hem toch nieuwe bronnen aanboorden met feiten uit een armoedige, gelukkige jeugd, wist hij niet zeker of die zo rijke, zo spontaan in hem opborrelende herinneringen wel precies beantwoordden aan wat hij als kind had beleefd………
Bladzijde 177/178
……… ‘Geen prater, nee, geen prater’. Maar hij werd duf van het geluid, het dompelde hem in een vervelend soort verdoving waardoor hij hem niet kon zien, zich geen beeld kon vormen van die vader die achter dat immense, vijandige land verdween en opging in de anonieme geschiedenis van dat dorp en die vlakte. Details uit hun gesprek bij de dokter kwamen weer bij hem boven, even traag als de aken die volgens de dokter de Parijse kolonisten naar Solferino hadden gebracht. Even traag, er was geen trein in die tijd, nee, nee, of toch wel, maar die ging niet verder dan Lyon. Dus zes aken, getrokken door jaagpaarden met uiteraard de Marseillaise en Chant du départ door de stedelijke harmonie, en zegening door een geestelijke op de Seineoevers, met een vlag waarop de naam was geborduurd van het dorp dat nog niet bestond maar dat de passagiers uit het niets tevoorschijn gingen toveren. De aak raakte al op drift, Parijs gleed weg, werd vloeibaar, ging verdwijnen, de zegen des Heren ruste op het werk uwer handen, zelfs de meest doorgewinterden, de vechtersbazen van de barricaden, zwegen, beklemd, met hun angstige vrouwen tegen hun kracht gedrukt, en ze moesten slapen op stromatrassen in het ruim met het zijdeachtige geluid en het vuile water op hoofdhoogte, maar eerst kleedden de vrouwen zich uit achter beddenlakens die ze voor elkaar ophielden. Waar was zijn vader bij dit alles? Nergens, en toch vertelden die aken, honderd jaar geleden voortgetrokken over de kanalen van de late herfst, een maand lang afdrijvend over de hoofd- en bijrivieren waarop de laatste dode bladeren dreven, met als escorte kale hazelaars en wilgen onder de grijze lucht, in de steden verwelkomd door officiële fanfares en weer afgeduwd met hun lading nieuwe nomaden naar een onbekend land, die aken leerden hem meer over de dode van Saint Brieuc [zijn vader] dan de oudbakken, chaotische herinneringen die hij was wezen zoeken…………………
Lees ook:
- Albert Camus: De eerste man 1
- Albert Camus: De eerste man 3
Laatste berichten van Titia Liese (toon alles)
- Een kleinigheidje dat geen kleinigheidje is - 17 februari 2025
- Verlaat Verdriet; verbinden, vertrouwen, en verdergaan - 16 februari 2025
- Vera heeft ontdekt dat ze wél gewenst was - 16 februari 2025