In de tuin van mijn buurvrouw is een jongen aan het werk. Een jaar of 15, VWO-leerling. ‘Hij heeft een vorm van autisme’, vertelde mijn buurvrouw onlangs. Vanochtend kwam deze jongen ook even bladblazen in mijn tuin. Ik liep naar buiten, om hem bij voorbaat te bedanken voor z’n werk. Hij zei weinig terug, en keek me niet aan. Even later stond hij nogal veel bladresten met zijn handen bijeen te vegen. Ik gaf hem een bezem en een veger en blik: erbij zeggend: ‘Dan gaat het vast sneller en beter’. ‘Ja’, zei hij mompelend terug.
‘Oh ja, autisme, da’s waar ook’, dacht ik in een flits. Om vervolgens ineens mezelf te zien. Vijftien jaar. Altijd verlegen geweest. Heel erg verlegen zelfs. Na de dood van mijn moeder – toen ik 8 was – werd die verlegenheid erger en erger. Ik trok me terug in mezelf en vond contact met andere mensen lastig. Ik ging het liever uit de weg. Als kind vroeg ik me wel eens af of ik mensenschuw was.
Wat zou er met mij zijn gebeurd in de tijd van nu? Hoe zou daar nu over gedacht worden? Zou ik ook zo’n soort stempel hebben gekregen?
‘Mag je als kind eigenlijk nog wel heel gewoon heel erg verlegen zijn?’ vraag ik me af, de bezem en veger & blik intussen weer in m’n handen. Verlegenheid kun je overgroeien. Mij is het (grotendeels) gelukt. Niet gemakkelijk, maar ik heb er veel van geleerd. Het stempel ‘autist‘ draag je levenslang met je mee. Daar kom je niet meer vanaf.
Verlegen. Heeft een kind eigenlijk nog het recht om gewoon verlegen te zijn? Ook als je héél erg verlegen bent?
Laatste berichten van Titia Liese (toon alles)
- Verdriet verwerken en verlies verwerken - 2 oktober 2025
- Verlaat Verdriet: eye-openers voor hulpverleners - 30 september 2025
- Verlaat Verdriet en verlate rouw onderbrengen in opleidingspogramma’s - 27 september 2025